Strengere wetgeving voor vzw’s in de maak: ‘Heel wat verenigingen zullen zich moeten reppen’

DIRK VAN GERVEN "Heel wat verenigingen zullen zich toch moeten reppen om zich aan te passen." © THOMAS SWEERTVAEGHER
Hans Brockmans
Hans Brockmans redacteur bij Trends

Bestuurders van vzw’s kunnen bij zware fouten of wettelijke inbreuken voortaan strenger worden aangepakt. De aansprakelijkheid bij een faillissement werd recent al aangescherpt. Advocaat Dirk Van Gerven pleit voor professionalisering.

Veel raden van bestuur van verenigingen zonder winstoogmerk tellen vandaag enthousiaste vrijwilligers, die weinig kaas hebben gegeten van bedrijfsvoering”, stelt Dirk Van Gerven, managing partner van het advocatenkantoor NautaDutilh. “Door een nieuw wettelijk kader kunnen die bestuurders bij fouten, in tegenstelling tot vandaag, collectief financieel aansprakelijk worden gesteld. Professionele bestuurders zouden het best het roer overnemen van de amateurs, hoe sympathiek hun goede bedoelingen ook zijn. Elke raad van bestuur zou minstens een aantal professionals tellen. Vzw’s zullen volgens het nieuwe model als een bedrijf worden gerund. Over die nieuwe situatie is nog veel te weinig geweten in Vlaanderen, dat toch een rijke vrijwilligerscultuur heeft.”

‘Heel wat verenigingen zullen zich toch moeten reppen om zich aan te passen’

Het vernieuwde kader wordt geregeld in het Wetboek Vennootschappen en Verenigingen, waarvan het wetsontwerp vlak voor de vakantie is neergelegd. Het is de bedoeling dat het parlement de wet in september of oktober goedkeurt. Voor alle nieuwe vzw’s geldt die dan vanaf januari of maart 2019, voor de bestaande vanaf 2020. Zij hebben iets meer dan een jaar om zich in regel te stellen. “Heel wat verenigingen zullen zich toch moeten reppen om zich aan te passen”, zegt Van Gerven, die een toonaangevend handboek schreef over vzw’s.

Vzw’s hebben een grote economische impact. De 150.000 vzw’s stellen volgens een schatting van Graydon 400.000 mensen tewerk. De grote vzw’s zijn vooral actief in de gezondheids-, de onderwijs- en de cultuursector. Het mediaanbedrag van het eigen vermogen van de 8392 organisaties waarvan de jaarrekening bekend is, bedroeg in 2016 656.223 euro, met 310.726 euro aan reserves.

Aansprakelijkheid neemt toe

Een belangrijk gevolg van de nieuwe wet is dat de aansprakelijkheidsregels van vennootschappen nu ook gelden voor vzw’s (en stichtingen, trouwens). Zo kunnen bestuurders net als bij klassieke nv’s en bvba’s hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor de fouten van andere bestuurders. Dat wil zeggen dat elk van hen individueel kan opdraaien voor de hele schade. Wanneer een bestuurder op de hoogte is van de fout van een collega, wordt hij mee aansprakelijk voor de eventuele schade. Nu is dat enkel het geval als hij die schade heeft veroorzaakt.

Een bestuurder die op de hoogte is van een fout van een collega, kan zijn aansprakelijkheid ontlopen door zo snel mogelijk zijn medebestuurders op de hoogte te brengen. Van Gerven: “Het bestuur wordt dan gedwongen collectief een oplossing uit te werken om de schade door de fout te beperken. Als dat niet lukt, zal de algemene vergadering eventueel geen kwijting geven. In dat geval kan de schadelijder elke bestuurder dagvaarden, behalve degene die de fout heeft aangeklaagd.”

‘Een belangrijk gevolg van de nieuwe wet is dat de aansprakelijkheidsregels van vennootschappen nu ook gelden voor vzw’s’

Vandaag zijn bestuurders van nv’s en bvba’s in het nieuwe wetboek vennootschappen enkel hoofdelijk aansprakelijk voor fouten tegen de vennootschapswet of de statuten. Een bestuurder die ervan af weet, moet bezwaar aantekenen en de algemene vergadering inlichten om gevrijwaard te worden. Die aansprakelijkheid wordt uitgebreid tot alle inbreuken, die voortaan gemeld moeten worden aan de raad van bestuur. Die moet dan vergaderen over de inbreuk tegen de statuten, de vennootschaps-, de privacy-, de socialezekerheids- of de milieuwetgeving. Die beraadslaging moet de situatie rechttrekken en zo vermijden dat de bestuurders mee aansprakelijk zijn.

Voor vzw’s geldt dezelfde uitbreiding. “Stel dat de vzw statutair het beheer van een bos op zich neemt en een bestuurder laat toe dat de organisatie ook de beheerskosten van een ander terrein voor haar rekening neemt”, zegt Van Gerven. “Of een bestuurder weet dat de medewerkers in het zwart worden betaald en blijft passief. Die worden mee aansprakelijk voor de schade.”

Door de extrapolatie van de vennootschapswetgeving naar de vzw’s wordt het wettelijk kader duidelijker, aldus van Gerven. “Vandaag worden vzw’s geregeld door een wet met twintig artikels en de rechtspraak daarover. Met deze wet kan de juridisch verantwoordelijke terugvallen op een kanjer van 500 bladzijden. Dat creëert een grotere rechtszekerheid, maar vergt ook meer expertise. Die evolutie was er ook in onze buurlanden. Vzw’s zijn ondernemingen geworden.”

Insolvente vzw’s

De professionalisering hangt ook samen met nieuwe regels, die sinds juni gelden in de nieuwe Insolventiewetgeving. Die is nu van toepassing voor alle economische actoren, dus ook voor vzw’s. Die worden voortaan verplicht maatregelen te nemen bij financiële moeilijkheden.

Het bestuur van een nv of een bvba die haar schuldeisers niet meer kan betalen, moet binnen een maand aangifte doen bij de rechtbank. Anders dreigen er straffen voor de bestuurders. Ook kunnen ze dan burgerrechtelijk aansprakelijk worden voor de bedrijfsschulden. Een schuldeiser kan ook het faillissement van de vennootschap in moeilijkheden vorderen.

‘Vzw’s zijn ondernemingen geworden’

De nieuwe regeling geldt sinds juni ook voor vzw’s, met een belangrijke uitzondering: het bestuur van een vzw in financiële moeilijkheden heeft geen aangifteplicht. De wetgever wil de algemene vergadering van een vzw in moeilijkheden de kans te geven op eigen initiatief de organisatie te vereffenen.

Die situatie zal meer dan eens opduiken, voorspelt Van Gerven. Hij wijst erop dat heel wat vzw’s van subsidies leven. “Als die plots wegvallen, zal de algemene vergadering een vereffenaar kunnen aanstellen”, klinkt het. “Er is ook een mogelijkheid de vzw afgeslankt te laten doorstarten. Vroeger konden vzw’s geen beroep doen op de Wet op de Continuïteit van Ondernemingen. Sinds mei kan een vzw in moeilijkheden wel een gelijkaardige procedure opstarten.”

In het liquidatiescenario zal de vereffenaar, die door de vergadering wordt aangewezen, de schulden betalen. “Als die dan niet volledig uitbetaald worden, kan een schuldeiser nog altijd het faillissement aanvragen”, stelt Van Gerven. “Als de vereffening correct is gebeurd, is er geen reden om dat te doen en de rechtbank te belasten. Als de schuldeiser geen vertrouwen heeft in de vereffening, kan hij bij de rechtbank het faillissement uitlokken.”

Grove fout

Een faillissement heeft gevolgen. Het parket kan een onderzoek voeren naar faillissementsfraude en of een vzw kunstmatig in leven werd gehouden, wat verboden is. De curator kan op zijn beurt voor grote vzw’s eventueel nagaan of het bestuur een grove fout heeft begaan. Als de rechtbank dat vaststelt, zullen bestuurders persoonlijk opdraaien voor de schulden.

‘Heel wat bestuurders zullen behoorlijk schrikken als ze vernemen dat ze aansprakelijk kunnen worden voor alle schulden van de vennootschap’

“Heel wat bestuurders zullen behoorlijk schrikken als ze vernemen dat ze aansprakelijk kunnen worden voor alle schulden van de vennootschap”, aldus Van Gerven. “Het wordt een moeilijke oefening. Bestuurders van vennootschappen kunnen al langer terugvallen op de jarenlange rechtspraak om te weten wat wel kan en wat niet. Die leidraad geldt voortaan ook voor bestuurders van vzw’s.”

Sinds 2002 zijn er al regels over de boekhouding die vzw’s moeten neerleggen bij de Nationale Bank. Die wijken af naargelang de grootte van de vzw. Nu hangt ook de hoogte van de aansprakelijkheid af van de omvang van de vzw. De aansprakelijkheid voor de schulden van de vennootschap bij een faillissement door grove fout geldt enkel voor grote vzw’s. Dat zijn organisaties die voldoen aan twee van drie minimumcriteria: vijf werknemers, een 312.500 euro omzet en/of een balanstotaal van meer dan 43 miljoen euro. De gezamenlijke aansprakelijkheid van de bestuurders loopt op van een kwart miljoen tot maximaal 12 miljoen euro.

Van Gerven: “Toen ik enkele klanten uit de zorgsector met die regels confronteerde, werden ze wat ongerust. Ik kon hen geruststellen. Dat maximumbedrag laat toe dat bestuurders van vzw’s zich veel gemakkelijker kunnen verzekeren voor bestuursfouten. Het is dus een vooruitgang. De maximumbedragen gelden niet voor bedrog en ernstige fiscale fraude. Maar die kunnen sowieso niet verzekerd worden.”

Kleintjes krijgen het moeilijk

“Wij hebben niet gewacht op de nieuwe vzw-wetgeving om ons bestuursmodel te professionaliseren”, getuigt Etienne Wauters, de gedelegeerd bestuurder van de ziekenhuisgroep GZA (GasthuisZusters Antwerpen). “Naast wat wijzigingen in de aansprakelijkheid verandert dus niet veel voor grotere organisaties. Kleine vzw’s met een raad van bestuur van vrijwilligers hebben het – ook door Europese richtlijnen – almaar moeilijker om aan de wettelijke vereisten te voldoen. Dat heeft de jongste jaren geleid tot een consolidatiebeweging van veel rustoorden en andere diensten.”

Bij Unisoc, de werkgeverskoepel van de social-profitsector, is er daarom enige ongerustheid over de federale ondernemingswet. In Franstalig België worden de juridische hervormingen soms afgeschilderd als een stap in de commercialisering van de social profit. Toch is Erik Van Laer, de algemeen directeur van Unisoc, genuanceerd. “De nieuwe wet is een wake-upcall voor heel wat van de bestuurders. Hun aansprakelijkheid is vandaag geregeld via het burgerlijk wetboek artikel 1382 en blijkt veel groter dan velen onder hen dachten. De nieuwe wet beperkt die aansprakelijkheid. Dat is een vooruitgang. Toch is het maximumbedrag voor kleinere vzw’s aan de hoge kant.”

Van Laer waarschuwt ook voor nefaste gevolgen. “In de social profit telt 77 procent van de organisaties minder dan tien werknemers”, zegt hij. “De professionalisering is nodig, maar we mogen niet uit het oog verliezen dat heel wat initiatieven steunen op vrijwilligers. Die zouden kunnen afhaken. De creativiteit van onderuit mag niet gefnuikt worden.” Van Laer vindt ook de overgangstermijn om de nieuwe regels te verwerken te kort. “Bovendien rijst de vraag wie moet opdraaien voor de notariskosten om de statuten te wijzigen.”

In de culturele sector ligt de situatie anders. Heel wat organisaties lijken zich nog van geen kwaad bewust. Ze nemen geen standpunt in, want de wetgeving is nog niet goedgekeurd door het parlement. Ook de koepelvereniging Overleg Kunstenorganisaties (OKO) blijft voorzichtig. Directrice Leen Laconte: “We hebben vanuit de kunstenorganisaties op dit ogenblik geen negatieve commentaar of bezwaar. We hopen wel dat we voldoende tijd zullen krijgen om onze bestuurders voor te bereiden en de instrumenten, die nodig zijn, uit te bouwen.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content