Marc De Vos

‘Dat vakbonden vandaag naar een nationale staking grijpen, grenst aan het ongelofelijke’

Marc De Vos Columnist

Met een ontslagnemende regering in de achtergrond mag je nog meer verantwoordelijkheidszin van de sociale partners verwachten. Dat zegt Marc De Vos, decaan aan de Macquarie University in Sydney en visiting fellow bij de denktank Itinera.

De gemakzucht en de roekeloosheid waarmee de vakbonden en de werkgeversorganisaties de onderhandelingen over de nieuwe loonnorm opblazen, is hemeltergend. Een federale loonnorm garandeert stabiliteit en zekerheid voor de ontwikkeling van de loonkosten. Dat is een zwaarwichtige opdracht waarmee de sociale partners macro-economisch beleid mogen voeren. Met een ontslagnemende regering in de achtergrond mag je nog meer verantwoordelijkheidszin verwachten. In plaats daarvan krijgen we een dovemansoverleg. Dat vakbonden simpelweg het wettelijke kader contesteren en naar een nationale staking grijpen, grenst aan het ongelofelijke.

Het plichtsverzuim van de sociale partners is des te stuitender, omdat loonnormen hun belangen dienen. Voor de werkgeversorganisaties vermijden ze dat de loonkosten ontsporen en drukken ze de onderhandelingslast over loonsverhogingen in de sectoren en de bedrijven. Voor de vakbonden dienen ze een politieke agenda van loonegalitarisme. Met de barema’s en de indexeringen leiden de loonnormen tot een centralistische loonplanning die verschillen in productiviteit, inspanning en merite minder doen uitmonden in loonverschillen dan in andere landen.

Loonnormen zijn de kwadratuur van de cirkel. Ze plaatsen een noodrem op loonstijgingen waarover dezelfde organisaties op andere niveaus onderhandelen. Ex-stropers zijn de beste boswachters, maar de loonnormen laten toe zowel stroper als boswachter te spelen. Dat is om problemen vragen, weten we intussen al meer dan twintig jaar. Al te vaak moeten regeringen het overleg smeren of redden, meestal op kosten van de belastingbetaler.

Al te vaak is het ultieme consensusmodel van loonplanning de ultieme bron van sociale conflicten: geen stabiliteit maar instabiliteit, geen zekerheid maar onzekerheid. Al te vaak reduceren loonnormen het overleg in de Groep van Tien tot een welles-nietesdiscussie over het voorspellen, meten en vergelijken van loonkosten. Al te vaak besmetten loonnormen het hele sociaal overleg met een fixatie op de loonkosten, terwijl de modernisering van de arbeidsmarkt vooral genegeerd wordt.

Dat vakbonden vandaag naar een nationale staking grijpen, grenst aan het ongelofelijke.

Loonnormen symboliseren de structurele mismatch tussen het overleg en de realiteit. Terwijl de arbeidsmarkt fundamenteel divers is – tussen regio’s, tussen bedrijven en tussen arbeidskrachten – is de loonvorming fundamenteel uniform. Loonnorm, minimumloon, indexering, barema’s, anciënniteitsverhoging: het wordt allemaal beslist voor het hele grondgebied, door een combinatie van nationale en sectorale afspraken. Terwijl de grote toekomstvragen zoals loopbanen, arbeidskwaliteit en talentontwikkeling vooral op bedrijfsmaat en mensenmaat moeten worden beantwoord, zit het sociaal overleg opgesloten in een top-downpiramide.

Loonnormen zijn dus maar het topje van de ijsberg. Er moet meer ruimte komen voor afspraken in bedrijven. Dat kan door flexibele raamakkoorden. Maar dat vergt ook een ingreep die de hiërarchie van het sociaal overleg aanpast, zodat bedrijfsakkoorden kunnen afwijken van sectorakkoorden, zelfs naar beneden. We kunnen ook arbeidsregulering vatbaar maken voor afwijkingen via onderhandelingen op bedrijfsniveau.

Als we het geweer van schouder willen veranderen, zullen structuren en actoren moeten volgen. Werkgevers die nu onderhandelingen outsourcen naar het sectorniveau en hoger, zullen hun verantwoordelijkheid moeten opnemen. Dan verdampt de noodzaak van een centralistische loonplanning. De resulterende loonontwikkeling zal beter aansluiten op de economische werkelijkheid en meer werknemers loon naar werk gunnen.

Daadkrachtig bedrijfsoverleg vergt ook eenvoud. Er zijn nu te veel partijen – te veel vakbonden, te veel comités, te veel afgevaardigden, te veel vetohouders – binnen een en hetzelfde bedrijf. Er zijn te veel structuren – te veel paritaire comités, te veel sectorfederaties, te veel overleggremia – die eens zovele kleilagen tegen verandering vormen. De volgende federale regering weet alvast wat te doen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content