Innovatie-expert Martin Hinoul: ‘Opmars China is grootste uitdaging’

© belga
Stijn Fockedey
Stijn Fockedey Hoofdredacteur a.i.

Het Westen laat zich verdelen en dreigt daardoor zijn technologische en economische voorsprong te verspelen, vreest Martin Hinoul. De ervaren academicus-ondernemer benadrukt in een nieuw boek het economische belang van kennisregio’s zoals Silicon Valley.

In De economische toekomst. Hoe 150 megabedrijven de mainstream bepalen schetst Martin Hinoul een overtuigend beeld van hoe technologie en wetenschappelijk onderzoek tot economisch succes leiden. De dominante bedrijven zijn bijna allemaal ingebed in regio’s met topuniversiteiten. Dat zal zo blijven, zegt Hinoul, die nog altijd is verbonden aan het Technology Transfer Office van de KU Leuven.

Hinoul heeft in zijn rijke carrière van dichtbij gezien hoe bedrijven en regio’s dominant werden door technologie. Na een doctoraat in de fysica begon hij aan een internationale kaderfunctie bij Bell Telephone, de techgigant van zijn tijd. Daarna volgde hij van dichtbij de opgang van Silicon Valley en van China.

In principe kan het Westen zijn economische en technologische voorsprong behouden, maar Hinoul is er niet gerust op: “Samen hebben de Verenigde Staten en Europa 825 miljoen koopkrachtige consumenten, we hebben de sterkste universiteiten, bedrijven en financiële instellingen. Maar we zijn verdeeld geraakt door Trump en zijn protectionisme, Rusland keert zich van ons af en maakt allianties met China, enzovoort. De Chinese opmars is onze grootste uitdaging. Ik geloof ook niet in mirakels, China moet zich in enkele decennia omvormen tot een gediversifieerde en hoogtechnologische economie. Wij hebben daar eeuwen de tijd voor gehad. Maar in het tempo waarin het land investeert in onderzoek en ontwikkeling kan China over pakweg tien jaar sterk genoeg zijn om onze technologische superioriteit te bedreigen. Zeker als wij hier bij de pakken blijven zitten.”

“De toekomst is aan de brains, China weet dat goed genoeg. Al die clusters van kennisintensieve en sterke bedrijven vormen zich rond goede universiteiten en onderzoeksinstellingen. Silicon Valley is rond de universiteiten van Stanford en Berkeley ontstaan. In het overzicht van kennisregio’s dat ik maakte voor mijn boek, scoort Europa niet slecht. We hebben er ongeveer evenveel als de VS. De driehoek Cambridge-Londen-Oxford is wel de enige die zich kan beginnen te meten met Silicon Valley of Boston. Europa blijft het ook moeilijk hebben giganten als Apple of Intel te produceren, wat ik in mijn boek mainstreambedrijven noem. Maar in de niches, in de substreams, kan Europa honderden innovatieve bedrijfjes laten floreren.”

Die dan vaak snel worden opgekocht door grotere, meestal Amerikaanse spelers.

MARTIN HINOUL. “Ik ben daar ook geen fan van, maar het is niet te vermijden. Die giganten hebben die overnames nodig. 60 procent van hun groei komt door acquisities. De Europese Unie jaagt die mainstreambedrijven weg met boetes en juridische procedures over belastingen. Samenwerken is veel beter. Natuurlijk moet Facebook worden aangepakt omdat het te laks omspringt met onze data, maar Europa had in de eerste plaats zelf zulke bedrijven moeten bouwen.

“Wij hebben die trein decennia geleden gemist. Silicon Valley werd laag na laag opgebouwd. Van de eerste elektronicaspecialisten ging het naar halfgeleiders, dan naar computers en software en uiteindelijk naar internet en netwerken. Die technologische voorsprong van de VS is gebouwd op hun enorme inspanningen in onderzoek en ontwikkeling. Daar valt niks meer tegen te beginnen. Direct na de Tweede Wereldoorlog heeft de Amerikaanse overheid daar zwaar ingezet op wetenschappelijk onderzoek. De O&O-budgetten bedroegen toen 3 procent van het Amerikaanse bbp. Pas in 2010 hebben we dat in de EU als een doelstelling geformuleerd. Nu zitten we ergens rond 2,5 procent. Zo gaan we onze achterstand niet inhalen.”

Die technologische push kwam door de Koude Oorlog.

HINOUL. “Absoluut, en Europa is fors verzwakt uit de Tweede Wereldoorlog gekomen en moest zich op de heropbouw concentreren. Door de oorlog ging veel talent verloren of trok het weg. Veel van die Amerikaanse innovaties zijn afgeleid van militair onderzoek. Ik vind het daarom positief dat Europa nu zijn eigen defensie-industrie wil uitbouwen. De civiele toepassingen die uit dat onderzoek komen, zijn zeer waardevol.”

Europa moet wel nog beter worden in het valoriseren van zijn wetenschappelijk onderzoek.

HINOUL. “Ja, bij veel universiteiten is valorisatie nog maar pas een prioriteit geworden. Leuven is een voorloper, onder impuls van de voormalige rector André Oosterlinck. Bij zijn aantreden was er al een Technology Transfer Office. Maar hij legde de lat veel hoger. Er moesten veel meer contractonderzoek, spin-offs en patentaanvragen gebeuren. Bovendien schraapte hij nog 25 miljoen euro bijeen voor een fonds met startkapitaal zodat beginnende spin-offs volledig konden focussen op hun bedrijf en niet op geld ophalen. Nu draait het zeer goed en van overal komen andere instellingen van ons leren. Ondertussen werd de doelstelling ook veel ruimer. De voordelen willen we niet alleen laten vloeien naar de universiteit, maar ook naar de regio Leuven. Want een sterke kennisregio zal nog meer kunnen investeren in zaken zoals gezondheidszorg en onderwijs.”

En het zorgt voor goede banen.

HINOUL. “Met alle respect voor wat premier Michel probeert te doen om de arbeidsmarkt te stimuleren, maar het is niet genoeg. België kan alleen zijn welstand behouden door banen te creëren met een hoge toegevoegde waarde. Die hebben een voldoende groot terugverdieneffect. In de regio Leuven zorgt een extra hoogwaardige baan in een kennisintensieve sector voor drie indirecte goede banen. Als we het aandeel van die banen met een hoge toegevoegde waarde zouden kunnen optrekken, dan geeft dat de economische groei van België jaarlijks een extra boost tot 2 procent.

“In tewerkstelling moeten we ons meer spiegelen aan Boston. De stad heeft een sterkere biotech- en lifesciencescluster uitgebouwd dan wij: 65.000 banen met een gemiddeld jaarloon van 150.000 dollar. Daarmee vergeleken vallen de loonkosten goed mee in België (lacht). Wat mij hoopvol stemt, is dat biotech en ICT steeds meer met elkaar verweven raken. We hebben met het VIB en imec twee van de beste instituten ter wereld in respectievelijk biotech en hightech. Daardoor zitten we in een zeer goede positie om ook een sterke expertise uit te bouwen rond nieuwe niches zoals medtech en e-health.”

De economische toekomst. Hoe 150 megabedrijven de mainstream bepalen, uitgegeven bij Gompel&Svacina

‘We houden politiek zo ver mogelijk van onderzoek’

Het ICT- en halfgeleideronderzoekinstelling imec heeft veel projecten lopen met Aziatische techbedrijven, waaronder het Chinese Huawei. De Amerikaanse overheid pakt zulke bedrijven onder impuls van president Trump steeds harder aan. “Ik verwacht daar in onze regio weinig of geen impact van”, zegt Martin Hinoul.


“We proberen dan ook de politiek daar zo ver mogelijk van af te houden. Dat geldt overigens ook voor de brexit. De Britten zullen wellicht niet meer kunnen deelnemen aan de grote Europese onderzoeksprogramma’s, maar we gaan in Leuven de nauwe banden met Cambridge en andere Britse universiteiten niet laten kapotgaan. We blijven intensief samenwerken.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content