‘Wie nu als jong biotechbedrijf geen geld vindt, is niet goed genoeg’

RUDY DEKEYSER "De mogelijkheden voor biotech in Nederland zijn nu even groot." © Jonas Lampens
Bert Lauwers
Bert Lauwers redacteur bij Trends

Rudy Dekeyser orkestreerde als medeoprichter en baas van het Vlaams Instituut voor Biotechnologie de uitbouw van de biotechnologie in Vlaanderen. Nu zorgt hij er mee voor dat Nederland de kloof dicht.

Weinigen zijn zo cruciaal geweest voor de ontwikkeling van de Belgische biotechnologiesector als de 55-jarige Rudy Dekeyser. Hij was een jonge adviseur van het innovatieagentschap IWT toen hij en zijn collega Jo Bury begin jaren negentig werden benoemd tot managing directors van het Vlaams Instituut voor Biotechnologie (VIB). Dekeyser werd verantwoordelijk voor de technologietransfer – zeg maar het te gelde maken van onderzoek. Hij was daardoor de drijvende kracht achter de lancering van spin-offs als Ablynx, Devgen, CropDesign en Multiplicom, en van ontwikkelingsgebouwen voor bedrijven, de zogenaamde bio-incubatoren en bio-acceleratoren. Het was ook mede dankzij Dekeyser dat Rudi Pauwels samen met het toen prille Biocartis van Zwitserland naar Mechelen verhuisde, en dat het Nederlandse argenx zijn tenten opsloeg in Gent.

In 2012 stapte Dekeyser over naar de Nederlandse risicokapitaalverschaffer LSP. De doctor in de moleculaire biologie leidt er het Health Economics Fund (HEF), dat 112 miljoen euro ophaalde voor investeringen in tien gezondheidsbedrijven. En nu werft Dekeyser fondsen voor een tweede HEF, dat mikt op 120 à 150 miljoen euro. Nederland heeft de voorbije jaren gulzig geput uit zijn rijke ervaring bij het VIB. Zo werd hij een drijvende kracht achter OncoXL, een ambitieus instituut dat focust op kankeronderzoek en waarvoor het VIB model staat. Een tweede instituut rond regeneratieve geneeskunde – met onder meer stamceltherapie – zit in de pijplijn. Hij draagt ertoe bij dat Nederland in biotech en medische technologie (‘medtech’) bezig is aan een sterke inhaalbeweging op Vlaanderen.

U speelt een belangrijke rol in de groei van de biotech in Nederland.

Rudy Dekeyser: “Ik heb er minstens 75 presentaties gegeven van hoe het VIB-model werkt, bij ministers, overheidsadministraties, academische instellingen. Het poldermodel, weet je wel (lacht). Er moet veel worden gepraat. En ik sta mee aan de wieg van OncoXL, waarvan de opzet heel vergelijkbaar is met het VIB. Het zal allicht 125 miljoen euro meekrijgen en starten met ruim 500 onderzoekers.”

Moeten we ons zorgen maken over zo veel machtsvertoon?

Rudy Dekeyser: “Nee. Ik zie het grotere beeld: we kunnen een heel mooie en sterke regio voor lifesciences uitbouwen. OncoXL zal het VIB veeleer versterken. Er zullen ongetwijfeld mensen van het VIB naar OncoXL gaan, maar omgekeerd ook. We moeten veel meer grensoverschrijdend denken, in termen van clusters. We zullen elkaar beter maken. Er zijn trouwens al contacten. De mensen van OncoXL zijn al op bezoek geweest bij het VIB.”

Argenx kwam eind jaren 2000 vanuit Nederland naar Vlaanderen, toen de place to be voor biotech in de Lage Landen. Is dat nog zo?

Rudy Dekeyser:“Vlaanderen blijft sterk, maar er is een enorme inhaalbeweging in Nederland. Ik heb dat van nabij meegemaakt. Ik ben bijna vijf jaar voorzitter geweest van de valorisatieraad van het Netherlands Genome Initiative (NGI), een initiatief van 300 miljoen euro om biotech in Nederland te stimuleren. In die jaren ben ik bij alle universiteiten geweest, heb ik met vele doctoraatsstudenten en hoogleraars gesproken, en heb ik aan den lijve de appetijt bij al die wetenschappers gevoeld. Er zijn nauwelijks nog postdocs (mensen die na hun studie als onderzoeker aan de slag gaan, nvdr) die niet zeggen dat ze ook een bedrijfje willen opstarten. De ondernemingscultuur is er de jongste vijf jaar enorm gegroeid. Er zijn dan ook mooie successen geweest, zoals Prosensa (dat in 2014 werd overgenomen door het Amerikaanse BioMarin, nvdr). Zulke rolmodellen werken en maken een groot verschil.”

Zou argenx vandaag nog in Vlaanderen zijn tenten opslaan?

Rudy Dekeyser: “Dat denk ik niet, om eerlijk te zijn. De mogelijkheden in Nederland zijn nu even groot.”

Het wordt u hier niet kwalijk genomen dat u mee hebt gesleurd aan OncoXL?

Rudy Dekeyser:“Neen. Het VIB heeft trouwens zelf meegewerkt, net als de KU Leuven via het team van algemeen beheerder Koen Debackere.”

Is er nog ruimte voor andere instituten?

Rudy Dekeyser: “O ja, in de slipstream van OncoXL is er een over regeneratieve geneeskunde in de maak. De kans bestaat dat het een Nederlands-Vlaamse combinatie wordt. Mijn collega Clemens van Blitterswijk probeert dat van de grond te krijgen. Hij is een wereldtopper die al vijf of zes bedrijven heeft opgestart en in 2014 de titel kreeg van de meest ondernemende onderzoeker in Nederland. Het idee is daar ook Vlaamse partijen bij te betrekken. Die discussies lopen. Het is de bedoeling dat we dat nog dit jaar lanceren.”

Hoe gaat het met uw fonds, LSP-HEF?

Rudy Dekeyser: “We zetten een tweede fonds op. Het wordt een copy-paste van ons eerste, opnieuw in medische technologie, diagnostiek en digitale zorg, en opnieuw geografisch opgedeeld in 70 procent Europa en 30 procent Verenigde Staten. We mikken op bedrijven in een later ontwikkelingsstadium. Vlaanderen staat op onze radar. We zijn met enkele partijen aan het praten. Ik verwacht dat we in Vlaanderen een of twee investeringen doen.”

Er beweegt wel wat in de durfkapitaalwereld. Zie ook het biotechfonds Fund+ dat ThromboGenics-stichter Désiré Collen heeft opgericht. Maar is het meer dan een druppel op een hete plaat?

Rudy Dekeyser: “Als je ziet hoeveel middelen in Nederland en België beschikbaar zijn om te investeren in bedrijven in de beginfase, is dit gewoon de beste plaats in Europa. Je hebt Fund+, PMV, Gimv, Rudi Mariën, Valiance, V-Bio, Capricorn, en ik vergeet er een paar. En dan heb ik het niet eens over de zaaikapitaalverschaffers zoals het interuniversitaire Qbic. In Nederland heb je naast LSP onder meer Forbion en Gilde en een hoop geld van de regionale ontwikkelingsmaatschappijen.

“Voor de beginfase zitten we echt goed en zijn we zelfs competitief met de Verenigde Staten. Wie dus vandaag als jong bedrijf geen geld vindt, is gewoon niet goed genoeg. Dan moet je eerst voortwerken aan je technologie en je management. Maar waar we helemaal niet competitief in zijn, is de latere fase, waar je behoefte hebt aan grote fondsen die 50 miljoen of meer op tafel kunnen leggen en die de latere ontwikkelingsfases kunnen financieren.”

En dat blijft een utopie?

Rudy Dekeyser: “Echt niet. Mochten een of twee mensen doorduwen en de juiste partijen contacteren, dan is het haalbaar een fonds van minstens 500 miljoen euro op te zetten, en kun je je voet zetten naast de Verenigde Staten, waar je miljardenfondsen hebt. Maar voor zo’n fonds heb je een hoeksteen nodig – een investeerder die minstens 100 miljoen euro toezegt. Ik denk bijvoorbeeld aan het European Investment Fund (EIF). Dat moet je koppelen aan institutionele fondsen die telkens met 30, 40 of 50 miljoen over de brug komen, zoals pensioenfondsen en verzekeraars.

“Maar iemand moet die overtuigen. Je moet mensen hebben die de ervaring, een netwerk en de tijd hebben, en die impact willen hebben op het Europese systeem van biotech en medtech. Ik? Ik heb prille pogingen gedaan om daaraan te werken, maar ik was al te veel met mijn fonds bezig. Laat mij er dus maar tussenuit. Het was al een zware dobber om het VIB op te starten, laat staan zo’n fonds. Dat kun je niet enkel voor Vlaanderen opzetten. Dat gaat nooit lukken, zeker niet bij het EIF. We moeten breken met onder-de-kerktorenpogingen. Als je succesvol wilt zijn in biotech of in medtech, is de wereld je speelveld, niet Limburg, West- of Oost-Vlaanderen.”

Gelooft de sector zelf dat zoiets kan?

Rudy Dekeyser: “Dat is niet vanzelfsprekend. Kijk, er is de sectorfederatie FlandersBio, en iedereen is daar tevreden over. En er is Knowledge for Growth, een conferentie in mei met meer dan duizend deelnemers. Ik ga niet zeggen dat de mensen mij uitlachten toen we in 2003 met het VIB begonnen, maar het scheelde niet veel. Ze zeiden: “Wat heeft het voor zin om zo’n associatie op te zetten? En een conferentie voor de Vlaamse biotech? Wie komt daarnaartoe?” En zie nu. Idem dito toen we met VIB de eerste bio-incubator opzetten. Nu zijn er vijf. Soms heb je tijd nodig om een cultuur te veranderen.”

Biotech blijft een kwetsbare sector.

Rudy Dekeyser: “Laten we een kat een kat noemen, er is een koppeloton van internationaal competitieve bedrijven, maar bedrijven die het hebben gemaakt tot een verticaal geïntegreerd bedrijf hebben we nog niet. We hebben Janssen, GSK en UCB, maar die waren er al voor de biotech werd uitgevonden. Zolang we een te beperkt aantal highprofilebedrijven hebben, zijn we kwetsbaar. Het zou niet verstandig zijn alles in te zetten op Janssen. Het moet ook van de kmo’s komen.”

De neuzen staan het beste in dezelfde richting. Het VIB werkt aan een middel tegen het rsv-virus, dat zware ademhalingsproblemen bij jonge kinderen veroorzaakt, op basis van antilichamen van lama’s. Dat ruikt naar stevige concurrentie voor Ablynx. Zijn ze in de sector elkaar vliegen aan het afvangen?

Rudy Dekeyser:“Het kan niet de bedoeling zijn dat het VIB concurreert met Ablynx. Maar een academische instelling moet onderzoek blijven doen. Het is iets anders als je dat als instituut ook zou beginnen te commercialiseren. Dan zit je in hetzelfde veld van Ablynx met dezelfde technologie en wordt het delicaat. Maar ik vind het een storm in een glas water. Ablynx zit ver in de fase 2 van de ontwikkeling, en het VIB werkt nog op muizen. Dat is een verschil van tien jaar. Concurrentie is dan perceptie, geen realiteit. Het lijkt me wel logisch dat ze met elkaar praten.”

Rudy Dekeyser: “Ik begrijp zijn ontgoocheling, maar of je nu CEO van zo’n bedrijf bent, of stervoetballer of toppoliticus, dat is nu eenmaal onze maatschappij. Mensen zetten je graag op een piëdestal zolang de dingen goed gaan, en zodra iets niet goed gaat, word je afgekraakt. Maar ik denk dat er in de sector geen leedvermaak is. De meesten vinden het verdomd jammer. Als ThromboGenics succesvol was geweest in het commercialiseren van zijn product, hadden we een van die bedrijven waar ik aan refereerde. Dat wordt dan een vliegwiel.”

U bent voorzitter van de alumnivereniging van het VIB. Er zijn al 3000 alumni. Is het dan niet vreemd dat er niet meer managementtalent is uitgekomen?

Rudy Dekeyser: “De overgrote meerderheid heeft geen interesse in een baan als CEO van een bedrijf, ze is gepassioneerd door fundamenteel onderzoek. Maar maken we voldoende gebruik van dat netwerk? Nee, als je kijkt waar die ex-VIB-mensen zitten en welke posities ze hebben in grote instituten, bedrijven en fondsen. Er zitten zelfs Nobelprijswinnaars in het netwerk.”

U mist het VIB niet?

Rudy Dekeyser: “Ik ben blij dat ik in 2012 de beslissing heb genomen te veranderen, maar ik heb altijd gezegd dat de intellectuele uitdaging in het VIB een stuk groter was. Dat mis ik een stukje, maar ik vind het heerlijk dit te doen. Bij het VIB had je vijftig uitvindingen per jaar, nu krijg ik alleen al bij mijn fonds meer dan vierhonderd businessplannen uit Europa en de Verenigde Staten. Bij het VIB zat ik ook ver van de patiënt. Nu zijn er van onze tien portfoliobedrijven al acht die een product op de markt hebben waarmee patiënten behandeld worden. Dat geeft veel voldoening. Een van de illusies die ik had toen ik VIB verliet, was minder te werken. Dat is niet gelukt (lacht).”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content